De twee straatmuzikanten Tinus en Jacob spelen op hun klarinet en accordeon. Het meisje zingt met ze mee. Wanneer ze met de pet rondgaan wordt deze rijkelijk gevuld. Maar als het meisje om haar deel vraagt, wordt ze afgescheept met een fooi. Ook haar pogingen om zwavelstokjes te verkopen aan de voorbijgangers leveren weinig op. Zelfs de Kerstman, die als ‘gulle gever’ bekend staat, schenkt het arme meisje geen geld of cadeaus.
Dan besluit ze, verkleumd van de kou, een zwavelstokje af te steken. Hierbij gebeurt iets wonderbaarlijks. Ze komt terecht in een soort droomwereld met aardige mensen, heerlijk eten en een warme kachel. Helaas duurt de droom heel kort en staat ze weer hongerige en klappertandend op het pleintje. Een vertederend schouwspel volgt. De katten van de stad komen haar gezelschap houden. Na het swingende kattenlied verdwijnen de viervoetertjes in de duisternis. Dan besluit het meisje haar laatste zwavelstokjes af te steken en komt ze terecht in …
In dit verhaal zijn enkele ‘scherpe kantjes’ gepolijst. Bij het oorspronkelijke verhaal van Hans Christian Andersen overheerst de treurigheid met als tragisch hoogtepunt het overlijden van het meisje. In deze bewerking beleeft het meisje een aantal sfeervolle momenten. Het einde van het verhaal wordt subtiel opengelaten…